Meeting report: 16e European AIDS Conference, 25-27 oktober 2017

16th European AIDS Conference.jpgIedere twee jaar brengt de European AIDS Conference (EACS) wetenschappers uit Europa samen om het laatste klinische onderzoek op het gebied van hiv en aids te presenteren en hierover te discussiëren. De 16e editie van EACS vond plaats van 25 tot 27 oktober in Milaan en werd bezocht door meer dan 3.000 personen. Data van het ATHENA-cohort van SHM hebben bijgedragen aan een aantal presentaties (zowel posters als orals) tijdens de conferentie. Deze presentaties focusten zich voornamelijk op twee onderwerpen: comorbiditeiten in mensen die leven met hiv en het gebruik van integraseremmers. We vertellen u hier graag meer over.

Comorbiditeiten en veroudering
Davide DeFrancesco van University College London had een posterpresentatie over longitudinale data over cognitieve dysfunctie binnen het COBRA-project. COBRA staat voor comorbidity in relation to age en is een door de EU gesponsorde onderzoekssamenwerking waarin het AMC en SHM deelnemen. De cognitieve functie van de deelnemers werd bij inclusie in de studie en na twee jaar gemeten met een gestandaardiseerde testbatterij voor zes cognitieve domeinen. Hoewel de resultaten lieten zien dat mensen die leven met hiv en die langere tijd succesvol cART hebben gebruikt (n=134) slechtere cognitieve prestaties leverden bij inclusie in de studie, vertoonden ze vergelijkbare longitudinale veranderingen over 2 jaar ten opzichte van vergelijkbare controle personen (n=79). De studie onderzocht ook associaties tussen de cognitieve functie bij baseline en monocyten subsets en markers van neuronale schade en inflammatie (NFL, Aβ1-42, Tau, p-Tu, neopterine, tryptofaan, kynurenine). Cognitieve functie bij baseline (global T-score, verwerkingsnelheid en executieve functie) was geassocieerd met hogere concentraties van klassieke monocyten (p<0.01) en lagere niveaus van niet-klassieke en intermediaire monocyten (p<0.01 voor verwerkingsnelheid en executieve functie, p=0.06 voor global T-score). Verder werd er een zwakke positieve associatie gevonden tussen global T-score en Tau-concentratie (rho=0.14, p=0.04), maar niet met andere markers van neuronale beschadiging in de CSF (cerebrospinal fluid), wat dieper inzicht in de pathogenese van met hiv geassocieerde cognitieve aandoeningen kan geven.

Hiernaast gaf Rosan van Zoest van het Amsterdam Institute of Global Health and Development (AIGHD) een presentatie over het gebruik van cohortdata in het onderzoek naar comorbiditeiten. Zij sprak daarin over het gebruik van zulke data bij het bestuderen van leeftijd-gerelateerde ziektes in mensen die leven met hiv. In het bijzonder richtte de presentatie zich op het gebruik van zulke data om zowel de rol van mogelijke vroege of versnelde veroudering in de hoge incidentie van  met ouderdom gerelateerde ziekten in mensen die leven met hiv, alsmede de bijdragende rol van chronische systemische ontstekingen en antiretrovirale therapie-gerelateerde toxiciteit te onderzoeken. In haar presentatie benadrukte ze het belang van zorgvuldig geselecteerde controlegroepen met vergelijkbare demografische kenmerken en leefstijlkarakteristieken om het risico van comorbiditeit aan hiv en ART-geassocieerde factoren of aan traditionele risicofactoren toe te kunnen schrijven. Daarnaast lichtte ze het multifactoriële aspect van vele aan ouderdom gerelateerde comorbiditeiten uit, waarbij ze verschillende voorbeelden gaf waar, na correctie voor traditionele risicofactoren, het ogenschijnlijke effect van hiv significant was verzwakt of zijn signficantie verloor.

Integraseremmers
De klinische verslechtering van een bestaande opportunistische infectie of ontwikkeling van een nieuwe opportunistische infectie kort na de start met antiretrovirale combinatietherapie (cART) staat bekend als immuunreconstitutie-inflammatoir-syndroom (immune reconstitution inflammatory syndrome (IRIS)). Op EACS gaf Ingeborg Wijting (Erasmus MC, Rotterdam) een presentatie over het risico op IRIS na start van cART. Hierbij gaf ze in het bijzonder aandacht aan integraseremmers. Integraseremmer-bevattende cART geeft namelijk een snellere onderdrukking van hiv-replicatie en, als gevolg daarvan, een snellere stijging van het CD4-getal, wat mogelijk meer risico geeft op IRIS in mensen met een gevorderde hiv-infectie (CD4-getal langer dan 200 cellen/mm3) en/of een actieve (of zeer recent behandeld) aids-definiërende opportunistische infectie. De onderzoekers concludeerden dat het gebruik van integraseremmers inderdaad vaker geassocieerd werd met een risico op IRIS, vergeleken met andere cART-regimes. Dit toegenomen risico werd echter alleen gezien bij raltegravir en niet bij dolutegravir en elvitegravir. Deze verschillen konden niet verklaard worden door het gebruik van corticosteroïden profylaxe, timing van cART en antimicrobiële behandeling van een opportunistische infectie, type opportunistische infectie of het pre-cART CD4-getal en hiv-1 virale lading.

De tweede presentatie over integraseremmers werd gegeven door Pauline Bollen van het Radboudumc in Nijmegen. Pauline presenteerde een poster over het percentage stopgezette integraseremmer-bevattende cART in Nederland en de redenen en risicofactoren voor het stopzetten. De studie werd opgezet naar aanleiding van een publicatie die rapporteerde over een onverwacht groot aantal personen dat was gestopt met dolutegravir (DTG) vanwege neuropsychiatrische adverse events (NPAE) in het OLVG in Amsterdam. De resultaten van het Radboudumc lieten zien dat het stoppen met DTG-bevattende en elvitegravir/cobicistat (EVG/c)-bevattende cART voor welke reden dan ook of door toxiciteit zeldzaam is, maar dat voor cART zeer ervaren personen het starten met DTG of EVG/c een hoger risico geeft op stoppen voor zowel alle redenen als toxiciteit-gerelateerde redenen dan cART-naïve personen. In totaal zijn respectievelijk 2,6% en 2,3% van cART-ervaren individuen gestopt met DTG-gebaseerde of EVG/c-gebaseerde cART door toxiciteit en gerapporteerde NPAE. Concluderend: mensen die leven met hiv die vaker eerder gestopt waren met cART door toxiciteit, evenals degenen met eerder of huidig gebruik van psychofarmaca, hadden een verhoogd risico op het stoppen met beide integraseremmers.

Newsletter Sign up