Ouder worden met HIV – de AGEhIV Cohort Studie

agehiv.jpgDe AGEhIV Cohort Studie onderzoekt comorbiditeiten gerelateerd aan het ouder worden van HIV geïnfecteerde individuen. De SHM draagt actief bij aan deze studie door data te delen, data te verzamelen en door middel van datamanagement. Dr. Judith Schouten, AGEhIV promovendus en coassistent op de afdeling neurologie in het AMC, verteld over deze studie en welke resultaten er tot nu toe zijn behaald.

Waarom AGEhIV?

Aan het einde van het afgelopen decennium presenteerden zich in het AMC en andere Nederlandse HIV behandelcentra steeds meer HIV-geïnfecteerde patiënten met comorbiditeiten die gerelateerd leken aan ouderdom. Deze comorbiditeiten werden ook elders waargenomen en voorlopige rapportages verschenen in de literatuur. Verschillende studies suggereerden een toename van de incidentie en/of prevalentie van ouderdomsgerelateerde comorbiditeiten onder HIV-geïnfecteerde patiënten, zoals hart- en vaatziekten, diabetes mellitus, chronische nierziekte, osteoporose, maligniteiten en cognitieve stoornissen, in vergelijking met niet-geïnfecteerde personen van dezelfde leeftijd. Dr. Schouten legt uit dat: “Deze studies echter maakten gebruik van controlegroepen die niet echt te vergelijken waren met de HIV-geïnfecteerde populatie, omdat de verschillen in levensstijl tussen de HIV-geïnfecteerde populatie en de controlegroepen te groot waren. Wat nodig was, was een controlegroep die vergelijkbaar is met de HIV-geïnfecteerde populatie”.

De AGEhIV cohort studie, die samenwerkt met de GGD Amsterdam, is toen gestart met het werven van HIV-negatieve deelnemers die vergelijkbaar zijn met de HIV-geïnfecteerde groep via de SOA-polikliniek van de GGD. Hierbij werd vooral gekeken naar overeenkomsten wat betreft leeftijd, sekse, etniciteit en risico gedrag. De AGEhIV cohort studie, die van start is gegaan in oktober 2010, heeft tot doel de prevalentie en incidentie van een breed scala aan comorbiditeiten en bekende risicofactoren voor deze comorbiditeiten te onderzoeken en te vergelijken onder HIV-geïnfecteerde deelnemers en de eerder genoemde controlegroep. Zowel traditionele, levensstijl-gerelateerde als risicofactoren gerelateerd aan HIV en antiretrovirale therapie worden geïnventariseerd.

Daarnaast heeft de studie als doel te bepalen in hoeverre comorbiditeiten, de risicofactoren daarvoor en kwaliteit van leven verschillen tussen HIV-geïnfecteerde en niet-geïnfecteerde personen. De studie is een samenwerking tussen het AMC, het Amsterdam Institute of Global Health and Development (AIGHD), de GGD Amsterdam en de SHM.

Meer comorbiditeiten

De werving van deelnemers voor de studie is nu gestopt en de baseline metingen zijn afgerond. Momenteel zijn er 597 HIV-positieve en 551 HIV-negatieve deelnemers geïncludeerd in de studie. Een analyse van de nulmetingen is vorig jaar op het XIX International AIDS Conference in Washington gepresenteerd.

“We hebben gekeken naar de samengestelde comorbiditeitsscore waaruit bleek dat er in alle leeftijdscategorieën duidelijke verschillen waren tussen de HIV-geïnfecteerde en ongeïnfecteerde groep. Driekwart van de HIV-positieve groep had één of meer leeftijd-geassocieerde comorbiditeiten, vergeleken met 60% van de HIV-negatieve groep”, aldus dr. Schouten. “De verschillen die we zagen waren vooral gedreven door hart- en vaatziekten en chronische nierziekte”.

Werkgelegenheid en kwaliteit van leven

In een uitgebreide vragenlijst worden deelnemers gevraagd input te geven over hun werk en kwaliteit van leven. De studie gaat in op de potentiele problemen die oudere mensen met HIV kunnen krijgen in hun werkzame leven en hoeveel dit hun kwaliteit van leven beïnvloed. De studie hoopt ook inzicht te geven in de indirecte kosten als gevolg van eventuele arbeidsongeschiktheid, omdat zeer weinig onderzoek naar dit onderwerp is verricht.

Het afgelopen jaar zijn de eerste resultaten van de AGEhIV studie gerelateerd aan werkgelegenheid en kwaliteit van leven gepresenteerd door medewerkers van de GGD Amsterdam in Glasgow op het 11e International Congress on Drug Therapy in HIV infection. De resultaten laten zien dat de werkloosheid van HIV-1 geïnfecteerde individuen hoger is dan bij niet-geïnfecteerde individuen, ongeacht de sociaal-demografische karakteristieken, levensstijl, kwaliteit van leven of aantal comorbiditeiten. Dit suggereert dat specifieke HIV-gerelateerde factoren zoals het stadium van de HIV-infectie, maar ook sociale stigma’s en werk gerelateerde condities, werkloosheid beïnvloeden.

Verminderde neurocognitieve en ophthalmische functie

De AGEhIV studie omvat ook een deelstudie die zich richt op de neurocognitieve en ophthalmische (oog-gerelateerde) functie, waarbij een kleine groep cohortdeelnemers (75 HIV-positieve en 50 HIV-negatieve deelnemers) is geïncludeerd in de deelstudie. Afname van de neurocognitieve functie lijkt vaker voor te komen onder HIV-geïnfecteerden dan in niet-geïnfecteerde personen, maar de exacte prevalentie/incidentie en de onderliggende pathofysiologie van deze aandoening is nog steeds relatief onbekend. “Veel patiënten klagen over mentale traagheid, verminderde geheugenfunctie en een verminderd vermogen om te kunnen multitasken. Verlies van cognitieve functie is een van de meest gevreesde complicaties en daarom is verder onderzoek naar de exacte prevalentie, incidentie, diagnostische middelen, risicofactoren en potentiele therapeutische interventies erg belangrijk. In de neurocognitieve deelstudie van de AGEhIV cohort studie voeren we neuropsychologische testen uit, maken we uitgebreide MRI-scans van de hersenen, en onderzoeken we het hersenvocht. Op deze manier hopen we meer inzicht te krijgen in deze problematiek”, zegt dr. Schouten.

Daarnaast wordt schade aan het netvlies, in het bijzonder verdunning van de neuroretina, beschreven bij HIV-patiënten. Dit leidt tot subtiele vermindering van de oogfunctie, zoals verminderde gevoeligheid voor kleur en contrast. Ook hier geldt dat de exacte prevalentie/incidentie en de onderliggende pathofysiologie relatief onbekend zijn, maar het pathofysiologisch mechanisme zou vergelijkbaar kunnen zijn met die van de neurocognitieve aandoeningen zoals eerder beschreven. De ogen van de deelnemers van de deelstudie worden uitgebreid getest om de dikte van de verschillende netvlieslagen te meten en te kijken of de verminderde dikten een duidelijke relatie hebben met cognitieve achteruitgang of andere leeftijdsgerelateerde comorbiditeiten.

Langetermijnstudie

De AGEhIV studie is ooit gestart met in de planning een baseline meting van alle deelnemers en een follow-up analyse twee jaar later, maar het is waarschijnlijk dat de studie zal worden gecontinueerd gedurende een veel langere termijn. “Er is een absolute noodzaak om deelnemers gedurende een langere periode te volgen”, zegt dr. Schouten. “Het zou het beste zijn om de cohort groepen nog minimaal 10 tot 20 jaar te volgen, met voorlopig follow-up bezoeken elke twee jaar, afhankelijk van de resultaten en financiering. De resultaten van deze studie zullen steeds belangrijker worden naarmate de tijd vordert.”

 

De hoofdonderzoekers van de AGEhIV cohort studie zijn Peter Reiss en Maria Prins. Promovendi zijn Judith Schouten, Katherine Kooij, Tanja Su, Nazli Demirkaya en Rosan van Zoest.

 

« Terug naar de nieuwsbrief

 
 
 

Stichting HIV Monitoring

Stichting HIV Monitoring (SHM) levert een belangrijke en noodzakelijke bijdrage aan de zorg voor mensen met hiv in Nederland. Door middel van het verzamelen en bewerken van gecodeerde data van hiv-positieve personen uit het hele land draagt ons monitor-onderzoek structureel bij aan de kennis over hiv en stelt het behandelend artsen in staat om de zorg voor hun patiënten continu te verbeteren. Ons jaarlijkse Monitoring Report geeft waardevolle input voor het ontwikkelen van hiv-zorg en preventiebeleid in Nederland en binnen de Europese Unie.

© Stichting HIV Monitoring