Onderzoek naar trends in HIV-virulentie

LGras_150X115.jpgLuuk Gras is statisticus bij de Stichting HIV Monitoring (SHM). Zijn werk bestaat uit het ondersteunen van andere onderzoekers met hun analyses en uit het doen van eigen onderzoek, waaronder studies met betrekking tot immuunherstel en vergelijken van statistische methoden voor de analyse van HIV-observationele gegevens. Verder houdt hij zich bezig met trends in HIV-virulentie. Op dit onderwerp gaat hij in dit artikel verder in.

Virulentie wordt gedefinieerd als de maat van hoeveelheid schade die een micro-organisme aan zijn gastheer toebrengt. HIV is een uniek model voor de studie van de evolutie van virulentie. De recente oorsprong en hoge evolutionaire potentie suggereren dat het zich snel (heeft) aanpast aan de mens. Of HIV-virulentie zich heeft ontwikkeld, of nog steeds in ontwikkeling is, kan ons begrip van het verleden en de mogelijke toekomstige patronen van de HIV/AIDS-pandemie vergroten.

Omdat de tijd van infectie tot dood niet kan worden onderzocht in het cART-tijdperk wordt set-point virale load, het relatief stabiele niveau van HIV-1 RNA in plasma tijdens de asymptomatische fase van de ziekte, vaak gebruikt als een marker voor de ernst van de ziekte. Met een hogere set-point virale load, komt progressie naar AIDS vaker voor (1), evenals de kans op verdere HIV-transmissie (2). Een tijdelijke stijgende trend in de plasma HIV-1 RNA-concentratie bij setpoint en voordat cART wordt gestart, zou een toename van de efficiëntie van transmissie kunnen betekenen (3,4) en een korter tijdsinterval tussen HIV-infectie en het bereiken van de CD4-cel drempel waaronder cART zou moeten worden gestart.

In een eerder SHM-onderzoek (5) meldden we een toename in de gemiddelde set-point virale load onder mannen-die-seks-hebben-met-mannen uit West-Europa en Noord-Amerika met bewijs van recente HIV-seroconversie (van 4,5 log10 copies/ml in 1985 tot 4,9 log10 copies/ml in 2007). De verandering in gebruik van type virale load assays over tijd kan deze toename waarschijnlijk niet verklaren. We vonden ook een complementaire daling van de gemiddelde CD4-celaantallen op het virale setpoint over tijd (592 cells/mm3 tussen 1984 en 1995, en 502 cells/mm3 tussen 2003 and 2007). Resultaten van een nog ongepubliceerd onderzoek suggereren dat de afname in CD4-celaantallen voordat cART wordt gestart iets sneller verloopt in personen geïnfecteerd tussen 2003 en 2007 dan in personen voor 1996 geïnfecteerd. Door deze resultaten te combineren schatten we dat de tijd tussen HIV-infectie en het bereiken van 350 cells/mm3 korter is geworden, van 3.9 jaar bij HIV-infectie tussen 1984 en 1995 tot 2,6 jaar voor iemand die tussen 2003 en 2007 geïnfecteerd raakte.

Een recente meta-analyse, met daarin resultaten van 12 observationele cohorten uit West-Europa en Noord-Amerika, kwam tot soortgelijke resultaten; een set-point viral load toename van 0,39 log10 copies/ml en een afname van CD4-celaantallen bij het virale set-point van 148 cellen/mm3 tussen 1984 en 2010 (6). Een beperking van dit onderzoek waren de verschillen in de statistische methodes, gebruikte definities en studiepopulatie tussen de individuele studies. De HIV Virulence Trends Working Group is daarom recent opgericht met als doel HIV-seroconvertercohorten bij elkaar te brengen en de meta-analyse te herhalen waarbij de methodologie en definities meer met elkaar in overeenstemming zijn.


Reference List

(1)  Mellors JW, et al. Plasma viral load and CD4+ lymphocytes as prognostic markers of HIV-1 infection. Ann Intern Med 1997; 126:946-954.

(2)  Wawer MJ, et al. Rates of HIV-1 transmission per coital act, by stage of HIV-1 infection, in Rakai, Uganda. J Infect Dis 2005; 191:1403-1409.

(3)  Quinn TC, et al. Viral load and heterosexual transmission of human immunodeficiency virus type 1. Rakai Project Study Group. N Engl J Med 2000; 342:921-929.

(4)  Fraser C, et al. Variation in HIV-1 set-point viral load: epidemiological analysis and an evolutionary hypothesis. Proc Natl Acad Sci U S A 2007; 104:17441-17446.

(5)  Gras L, et al. Viral load levels measured at set-point have risen over the last decade of the HIV epidemic in the Netherlands. PLoS ONE 2009; 4:e7365. 10.1371/journal.pone.0007365 [doi].

(6)  Herbeck JT, et al. Is the virulence of HIV changing? A meta-analysis of trends in prognostic markers of HIV disease progression and transmission. Aids 2012; 26:193-205. 10.1097/QAD.0b013e32834db418 [doi].

Terug naar eNieuwsbrief

 
 
 

Stichting HIV Monitoring

Stichting HIV Monitoring (SHM) levert een belangrijke en noodzakelijke bijdrage aan de zorg voor mensen met hiv in Nederland. Door middel van het verzamelen en bewerken van gecodeerde data van hiv-positieve personen uit het hele land draagt ons monitor-onderzoek structureel bij aan de kennis over hiv en stelt het behandelend artsen in staat om de zorg voor hun patiënten continu te verbeteren. Ons jaarlijkse Monitoring Report geeft waardevolle input voor het ontwikkelen van hiv-zorg en preventiebeleid in Nederland en binnen de Europese Unie.

© Stichting HIV Monitoring